Naar een onbekende wereld
De inwoners van Scheveningen kregen als eersten te maken met de evacuaties. In juni 1942 moesten de huizen dichtbij het strand en de haven worden ontruimd. Van november 1942 tot februari 1943 volgde de ontruiming van vrijwel het gehele gebied dat de bezetter als militaire vesting had aangemerkt.
In totaal werden in deze fase van de evacuatie zo’n 100.000 mensen verwijderd uit Vesting Scheveningen en op het tracé van de tankgracht. Tussen september 1943 en februari 1944 moest ook het merendeel van de resterende bewoners de Vesting Scheveningen verlaten en werd de totale vesting Clingendael ontruimd.
Naar de Achterhoek
De evacués werden ingedeeld in werkenden en niet-werkenden. Werkenden hadden recht op een woning in Den Haag of omgeving. Mensen die niet economisch waren gebonden, werden elders in het land ondergebracht, zoals in de Achterhoek. Naar Aalten gingen ruim vijfhonderd overwegend gereformeerde Scheveningers, in Winterswijk werden zo’n zeshonderd hervormden gehuisvest.
Remplaçanten
Omdat er in Den Haag niet genoeg vervangende woonruimte voor werkenden was, kwam er ook een evacuatie op gang van niet-werkenden uit wijken buiten de vesting. Dit waren de zogenaamde ‘remplaçanten’ uit wijken als het Benoordenhout, de Archipelbuurt en het Zeeheldenkwartier. Ook zij werden buiten de regio ondergebracht.