Duinen vol beton en staal
Kustbatterijen vormden de ruggengraat van de Atlantikwall. Aanvankelijk werden deze verdedigingswerken vooral bij belangrijke havens en zeegaten gebouwd, maar geleidelijk werd de reeks zo uitgebreid dat elkaar overlappende schootsvelden ontstonden. Op basis
van een plan uit eind 1941 begon de bezetter in 1942 met de aanleg van een middelzware kustbatterij in de Oostduinen.
De Batterie Scheveningen-Nord, met luchtafweergeschut en kanonnen om vijandige schepen en vliegtuigen te treffen, ligt in een 900 meter lange duinstrook. Het commando werd gevoerd vanuit de S414-vuurleidingspost, die markant in de duinen ligt. Hiervandaan speurden de soldaten naar de vijand. Ook werden er metingen verricht op basis waarvan de kanonnen konden worden ingesteld. De bunker had een standaardontwerp, waardoor vooraf kon worden berekend hoeveel beton, staal en mankracht er nodig was. In de S414 ging 1.800 m3 beton; dat zijn zo’n 120 moderne betonwagens.
Aan weerszijden van de vuurleidingspost stonden, vrijwel in één lijn, twee kanonkazematten, werken ten behoeve van het luchtafweergeschut en de zoeklichten. Aan de landzijde overheersten drie kanonkazematten de duinvallei. Daarachter lag, grotendeels ondergronds, een groot aantal werken met een ondersteunende functie, zoals munitiebunkers en de onderkomens voor de manschappen.